
Jurisprudentie
BB8205
Datum uitspraak2007-11-14
Datum gepubliceerd2007-11-19
RechtsgebiedHandelszaak
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
Instantie naamRechtbank Arnhem
Zaaknummers148262
Statusgepubliceerd
Datum gepubliceerd2007-11-19
RechtsgebiedHandelszaak
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
Instantie naamRechtbank Arnhem
Zaaknummers148262
Statusgepubliceerd
Indicatie
De vraag is in hoeverre eiseres in vonventie, gehouden is de niet eerder in rekening gebrachte, maar wel verbruikte elektriciteit aan Nuon te betalen.
De zorgplicht van een leverancier van elektriciteit gaat niet zover dat zij er voor in moet staan dat in haar organisatie geen enkele fout wordt gemaakt.
Alles tegen elkaar afwegend komt de rechtbank tot het oordeel dat de redelijkheid en billijkheid zich in het onderhavige geval enerzijds wel verzetten tegen opvordering van volledige betaling, maar anderzijds meebrengen dat een zekere vergoeding van de verbruikte elektriciteit op zijn plaats is.
Uitspraak
vonnis
RECHTBANK ARNHEM
Sector civiel recht
zaaknummer / rolnummer: 148262 / HA ZA 06-2051
Vonnis van 14 november 2007
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[eiseres].,
gevestigd te [woonplaats],
eiseres in conventie,
verweerster in reconventie,
procureur mr. J.M. Bosnak,
advocaat mr. G.E. Helder te Grootebroek,
tegen
de naamloze vennootschap
N.V. NUON CUSTOMER CARE CENTER,
gevestigd te Arnhem,
gedaagde in conventie,
eiseres in reconventie,
procureur mr. F.J. Boom,
advocaat mr. A.A. Zeilstra te Arnhem.
Partijen zullen hierna [eiseres in conventie] en Nuon genoemd worden.
1. De procedure
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 21 februari 2007;
- het proces-verbaal van comparitie van 1 juni 2007;
- de conclusie van antwoord in reconventie;
- de akte van Nuon;
- de akte van [eiseres in conventie].
1.2. Ten slotte is vonnis bepaald.
2. De feiten
2.1. [eiseres in conventie] exploiteert een aantal meubelzaken, waaronder een zaak in Bovenkarspel. In 1998 heeft [eiseres in conventie] voor deze meubelzaak een nieuw en groter bedrijfspand betrokken. In dit pand zijn diverse energiebesparende voorzieningen aangebracht. Nuon levert [eiseres in conventie] voor haar bedrijf in Bovenkarspel gedurende een groot aantal jaren onder meer elektriciteit. Op de leveranties zijn de “Algemene Voorwaarden aansluiting en transport van elektriciteit aan zakelijke afnemers” van Nuon van toepassing.
2.2. Op verzoek van Nuon heeft [eiseres in conventie] periodiek de meterstanden van de elektriciteitsmeter doorgegeven en aan de hand daarvan heeft Nuon facturen gezonden. Deze facturen zijn door [eiseres in conventie] voldaan.
2.3. Bij een opname van de meterstand van [eiseres in conventie] op 19 januari 2006 heeft Nuon ontdekt dat zij sinds 1998 verkeerde meterstanden in haar administratie heeft verwerkt en over de jaren 1998 tot 2006 te weinig energie (circa 10% van het werkelijke verbruik) in rekening heeft gebracht. Op grond hiervan diende [eiseres in conventie] een aanzienlijk bedrag bij te betalen.
2.4. Nadat Nuon eerst het gehele bedrag in rekening had gebracht op de afrekening over het tijdvak februari 2005 tot februari 2006, heeft zij bij brief van 28 februari 2006 aan [eiseres in conventie] geschreven dat zij in haar administratie een verrekening heeft uitgevoerd en de achterstand heeft verdeeld over de afrekeningen (en berekend volgens de tarieven) over de periode februari 2003 tot februari 2006. Op grond van de bij de brief gevoegde herziene jaaropgaven dient [eiseres in conventie] de volgende bedragen (inclusief BTW) bij te betalen:
- over de periode februari 2003 tot februari 2004 € 46.670,53;
- over de periode februari 2004 tot februari 2005 € 9.927,85;
- over de periode februari 2005 tot 19 januari 2006 € 9.744,56.
2.5. Bij brief van 27 maart 2006 heeft Nuon [eiseres in conventie] bericht dat zij abusievelijk het verbruik over de periode 1998 tot 2006 heeft berekend op basis van 5 cijfers van de doorgegeven meterstanden in plaats van op basis van 6 cijfers. Zij erkent dat zij een fout heeft gemaakt. Als tegemoetkoming heeft zij de achterstand verdeeld over de genoemde drie jaren en berekend volgens de in die jaren geldende tarieven.
2.6. Bij brief van haar advocaat heeft [eiseres in conventie] aangegeven niet akkoord te gaan met de naheffing en de herverdeling door Nuon en heeft zij aangedrongen op kwijtschelding van het gevorderde bedrag.
2.7. Vervolgens zijn over en weer voorstellen gedaan, waarbij [eiseres in conventie] zich heeft beroepen op gedeeltelijke verjaring van de vordering. De voorstellen hebben echter niet tot overeenstemming geleid.
2.8. Nuon heeft erkend dat een gedeelte van haar vordering ad € 15.338,49 is verjaard.
2.9. Een bij akte overlegging productie overgelegde nieuwe berekening van Nuon tegen de historische jaarlijkse tarieven komt uit op een over de periode 19 januari 2001 tot 19 januari 2006 nog verschuldigd bedrag van € 59.255,39.
3. Het geschil
in conventie
3.1. [eiseres in conventie] vordert samengevat – een verklaring voor recht
- dat Nuon niet ontvankelijk is in haar vordering voor zover deze betrekking heeft op de periode vóór 28 februari 2001 omdat dit deel van de vordering is verjaard;
- dat Nuon bij de nakoming van haar verplichtingen jegens [eiseres in conventie] is tekortgeschoten in haar zorgplicht, alsmede in haar verplichting om haar schade te beperken;
- dat Nuon handelt in strijd met de redelijkheid en billijkheid door de geleverde goederen en diensten over de gehele periode, dan wel over de periode vanaf 28 februari 2001 volledig bij [eiseres in conventie] in rekening te brengen;
en veroordeling van Nuon in de kosten van de procedure.
3.2. Nuon voert verweer. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
in reconventie
3.3. Nuon vordert na vermeerdering van haar eis samengevat – veroordeling van [eiseres in conventie] tot betaling primair van € 59.255,39, en subsidiair van dit bedrag onder aftrek van de door [eiseres in conventie] geleden en aan Nuon toe te rekenen schade, een en ander vermeerderd met rente en kosten.
3.4. [eiseres in conventie] voert verweer. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
4. De beoordeling
in conventie en in reconventie
4.1. Zowel het geschil in conventie als het geschil in reconventie betreft de vraag in hoeverre [eiseres in conventie] gehouden is de niet eerder in rekening gebrachte, maar wel verbruikte elektriciteit aan Nuon te betalen. Daarom zal de rechtbank de conventie en de reconventie gezamenlijk bespreken.
verjaring
4.2. [eiseres in conventie] heeft gesteld dat de vordering van Nuon voor wat betreft de vóór 28 februari 2001 verbruikte elektriciteit is verjaard. Volgens Nuon is slechts de vordering voor wat betreft het verbruik over de periode vóór 19 januari 2000 verjaard.
4.3. Partijen zijn het erover eens dat de verjaringstermijn voor de vorderingen begint te lopen op het moment waarop deze vorderingen opeisbaar worden, te weten de datum van de respectieve periodieke eindafrekeningen. Tevens zijn partijen het erover eens dat de verjaring is gestuit door de brief van Nuon van 28 februari 2006 waarin zij aanspraak maakte op betaling van de niet eerder in rekening gebrachte elektriciteit.
4.4. Nuon stelt dat de eindafrekening over de periode 19 januari 2000 tot en met 19 januari 2001 op 8 maart 2001 aan [eiseres in conventie] is toegezonden, waarbij aanspraak is gemaakt op betaling vóór 22 maart 2001. Ofschoon Nuon deze eindafrekening niet heeft overgelegd is de datering door [eiseres in conventie] niet weersproken. De rechtbank zal dan ook van deze datum uitgaan. Dit betekent dat de verjaringstermijn van de vordering voor geleverde energie in de genoemde periode is aangevangen op 8 maart 2001 omdat de vordering toen opeisbaar werd en dat de verjaring op van deze vordering op 28 februari 2006 is gestuit. Een en ander betekent dat de vordering met betrekking tot vóór 19 januari 2000 geleverde energie is verjaard. Nu Nuon haar vordering heeft beperkt tot de na deze datum geleverde elektriciteit, moet de vordering tot niet ontvankelijk verklaring van Nuon in een deel van haar vordering worden afgewezen.
Betaling van niet eerder in rekening gebrachte elektriciteit
4.5. [eiseres in conventie] heeft gesteld dat Nuon jegens haar niet de vereiste zorgvuldigheid in acht heeft genomen door haar eigen gegevens onvoldoende adequaat te verwerken en vergissingen te voorkomen. Deze stelling moet worden verworpen. De zorgplicht van een leverancier van elektriciteit gaat niet zover dat zij er voor in moet staan dat in haar organisatie geen enkele fout wordt gemaakt. Evenmin kan worden aangenomen dat, zoals [eiseres in conventie] heeft gesteld, Nuon is tekort geschoten in haar verplichting tot beperking van de schade doordat zij de vergissing die tot de schade heeft geleid niet eerder heeft ontdekt. Ook kan niet worden gezegd dat Nuon na de ontdekking van haar fout is tekortgeschoten nu zij [eiseres in conventie] hiervan onmiddellijk in kennis heeft gesteld en een voorstel tot verminderde betaling heeft gedaan. De vordering tot verklaring voor recht dat Nuon is tekortgeschoten in haar zorgplicht en haar schadebeperkingsplicht zal daarom worden afgewezen.
4.6. [eiseres in conventie] heeft voorts gesteld dat Nuon in strijd met de redelijkheid en billijkheid handelt door de geleverde goederen en diensten over de gehele gevorderde periode volledig bij [eiseres in conventie] in rekening te brengen.
4.7. De rechtbank stelt in dit verband voorop dat Nuon in beginsel betaling kan verlangen voor geleverde, maar nog niet afgerekende elektriciteit indien, zoals in het onderhavige geval, op de afrekeningen een geringere hoeveelheid elektriciteit is vermeld dan werkelijk werd afgenomen. Dit kan echter anders zijn indien [eiseres in conventie] in de gegeven omstandigheden erop heeft mogen vertrouwen dat de haar gezonden afrekeningen eindafrekeningen waren waarin definitief opgave wordt gedaan van de hoeveelheid geleverde elektriciteit, zodat zij er geen rekening mee behoefde te houden dat haar nog een nadere afrekening voor de desbetreffende perioden zou worden gezonden. In dat geval zou Nuon in strijd met de redelijkheid en billijkheid kunnen handelen door alsnog betaling te verlangen voor geleverde elektriciteit die als gevolg van een vergissing in haar administratie niet in rekening is gebracht. Bij de beantwoording van de vraag of een zodanig geval zich hier voordoet moet met alle omstandigheden van het geval rekening worden gehouden, zoals de tekst van de afrekening en in het bijzonder de mate waarin daaruit valt af te leiden dat zij een definitief karakter draagt, de mate waarin de afrekening overeenstemt met de voorafgaande afrekeningen, de deskundigheid van de afnemer en in verband daarmee diens vermogen om te begrijpen dat de in de afrekening vermelde hoeveelheid geleverde elektriciteit niet juist kon zijn, alsmede een eventueel nadeel voor de afnemer indien hij alsnog zou moeten betalen voor de niet in rekening gebrachte elektriciteit (vgl. HR 28 oktober 1994, NJ 1995, 629).
4.8. [eiseres in conventie] heeft aangevoerd dat uit de jaarlijkse afrekeningen op geen enkele wijze viel af te leiden dat het geen definitieve versie betrof en dat [eiseres in conventie] er rekening mee diende te houden dat er nog een navordering zou kunnen komen. Evenmin was volgens haar uit de jaarrekeningen af te leiden dat deze niet correct waren omdat zij dezelfde meterstanden weergaven als die welke door [eiseres in conventie] waren doorgegeven.
4.9. Hieromtrent overweegt de rechtbank dat geen van de partijen de afrekeningen over de jaren 2000 tot en met 2006 heeft overgelegd. De rechtbank kan dan ook niet vaststellen hoe de precieze tekst van deze afrekeningen luidde. Wel zijn door [eiseres in conventie] de herziene afrekeningen over de perioden 10 februari 2003 tot 9 februari 2004, 10 februari 2004 tot 9 februari 2005 en 10 februari 2005 tot 19 januari 2006 in het geding gebracht. Deze afrekeningen zijn op identieke wijze opgemaakt en hebben het karakter van een eindafrekening waarin onder verrekening van de betaalde voorschotbedragen een definitief jaarbedrag wordt vastgesteld. Gesteld noch gebleken is dat de oorspronkelijke afrekeningen sinds 2000 een ander karakter hadden. Toch is naar het oordeel van de rechtbank het definitieve karakter van de afrekeningen op zich nog niet voldoende voor het oordeel dat [eiseres in conventie] er zonder meer op mocht vertrouwen dat deze afrekeningen werkelijk correct en daarmee werkelijk definitief waren. Voor een dergelijk vertrouwen is daarenboven nodig dat [eiseres in conventie] niet heeft begrepen en gezien haar deskundigheid niet heeft behoeven te begrijpen dat de in de afrekeningen vermelde hoeveelheid geleverde elektriciteit niet juist kon zijn (vgl. Hof Arnhem 31 oktober 2000, LJN AA8283).
4.10. [eiseres in conventie] heeft in dit verband aangevoerd dat zij de vergissing van Nuon niet heeft kunnen opmerken door vergelijking van de afrekeningen met afrekeningen over voorgaande jaren. Zij heeft erop gewezen dat zij in 1998 een nieuw gebouwd pand heeft betrokken dat voorzien was van speciale, uit België geïmporteerde energiebesparende lampen en waar ook overigens bij de inrichting aandacht was besteed aan de besparing van energie. Het energieverbuik van dit pand was volgens [eiseres in conventie] niet goed te vergelijken met het noodgebouw waar zij tijdelijk in had gezeten en met de oude van TL-buizen voorziene bollenloods waar de winkel voorheen in was gevestigd. Een deugdelijk referentiekader ontbrak derhalve. De door haar wel gesignaleerde afname van de maandelijkse energielasten heeft [eiseres in conventie] volledig toegeschreven aan de energiebesparende voorzieningen in het nieuwe pand.
4.11. [eiseres in conventie] heeft voorts aangevoerd dat zij een bedrijf exploiteert dat zich bezig houdt met woninginrichting, zoals de verkoop van meubels, stoffering en vloerbedekking. Haar ontbreekt het aan specifieke deskundigheid op het gebied van energie. Ook is zij er, maar haar zeggen, nimmer door haar adviseurs op gewezen dat haar energielasten te laag waren. In dit verband heeft zij erop gewezen dat haar exploitatiebegroting is gecontroleerd door haar accountant en de huisbankier en dat zij tijdens de nieuwbouw is geadviseerd door de architect, de aannemer, onderaannemers en de vergunningverlenende gemeente en dat zij er nimmer op is gewezen dat haar energieverbruik te laag was.
4.12. Tenslotte heeft [eiseres in conventie] aangevoerd dat zij door de naheffing ernstig nadeel lijdt omdat zij haar bedrijfsvoering in de afgelopen jaren heeft afgestemd op de verwachte kosten van energie. Ook zouden de jaarstukken en de belastingopgaven over de jaren 1998 tot en met 2004 reeds zijn afgerond en zou aanpassing achteraf tot extra kosten leiden.
4.13. Tegen deze argumenten heeft Nuon aangevoerd dat achteraf gebleken is dat in de periode 1998 tot 2006 ten gevolge van de fout bij Nuon slechts 10% van de verbruikte energie is berekend. Volgens Nuon is het verschil tussen werkelijk verbruikte elektriciteit en in rekening gebrachte elektriciteit zodanig groot dat [eiseres in conventie] had moeten opmerken dat de afrekening niet correct was. [eiseres in conventie] is in 1998 verhuisd naar een aanzienlijk groter pand en had daarom behoren te verwachten dat haar elektriciteitsverbruik zou toenemen. Zij had dan ook behoren te begrijpen dat het niet juist kon zijn dat het termijnbedrag in 1999 lager was dan op haar oude locatie. Volgens Nuon mocht van [eiseres in conventie] als professioneel afnemer worden verwacht dat zij deskundig genoeg was om haar afrekening te controleren en de onjuistheid op te merken. Daarom had [eiseres in conventie] er volgens Nuon niet op mogen vertrouwen dat Nuon geen nadere afrekening meer zou opmaken. Voorts bestrijdt Nuon dat [eiseres in conventie] schade heeft geleden nu er geen noodzaak bestaat oude jaarrekeningen en belastingaangiften te herzien, maar de totale naheffing in één keer ten laste van het resultaat kan worden gebracht.
4.14. De rechtbank is van oordeel dat [eiseres in conventie] door de door haar aangevoerde omstandigheden dat zij een geheel nieuw, op energiebesparing gericht pand had betrokken en daardoor geen deugdelijk referentiekader had, zij geen bijzondere deskundigheid met betrekking tot energiekosten had en dat ook de door haar geraadpleegde deskundigen haar niet hebben gewezen dat haar energieverbruik te laag was erop heeft mogen vertrouwen dat de haar door Nuon toegezonden facturen eindafrekeningen waren waarin definitief opgave werd gedaan van de hoeveelheid geleverde elektriciteit zodat zij geen rekening ermee behoefde te houden dat haar nog een nadere afrekening voor de betreffende periode zou worden gezonden. Het enkele feit dat [eiseres in conventie] ondernemer is en haar rekeningen had kunnen controleren is onvoldoende om hieraan af te doen, omdat niet is gebleken dat zij een zodanige deskundigheid op het gebied van energieverbruik bezit dat zij had moeten beseffen dat het lage elektriciteitsverbruik van het nieuwe pand, waarmee zij geen eerdere ervaringen had, niet enkel aan de energiebesparende maatregelen kon worden toegeschreven.
4.15. De vraag is echter of dit vertrouwen in het definitieve karakter van de afrekeningen in het onderhavige geval tot het oordeel moet leiden dat Nuon in strijd met de redelijkheid en billijkheid handelt door alsnog volledige betaling van de verbruikte en niet afgerekende elektriciteit te verlangen. In dit verband is van belang dat in de bewuste periode circa 90% van de elektriciteit niet in rekening is gebracht en [eiseres in conventie] in haar onderneming wel voordeel van deze elektriciteit heeft gehad, hetgeen in het resultaat over die periode naar voren moet zijn gekomen. Alles tegen elkaar afwegend komt de rechtbank tot het oordeel dat de redelijkheid en billijkheid zich in het onderhavige geval enerzijds wel verzetten tegen opvordering van volledige betaling, maar anderzijds meebrengen dat een zekere vergoeding van de verbruikte elektriciteit op zijn plaats is. De rechtbank acht het redelijk dat [eiseres in conventie] de helft van het gevorderde bedrag van € 59.255,39, oftewel € 29.627,70 aan Nuon betaalt.
4.16. Het voorgaande brengt mede dat de vordering van [eiseres in conventie] in zoverre zal worden toegewezen dat de rechtbank voor recht zal verklaren dat Nuon in strijd handelt met de redelijkheid en billijkheid door alsnog de geleverde goederen en diensten over de gehele periode volledig bij [eiseres in conventie] in rekening te brengen. De vordering van Nuon in reconventie zal worden toegewezen tot een bedrag van € 29.627,70. De wettelijke rente zal worden toegewezen vanaf 10 augustus 2006.
4.17. Aangezien elk van partijen als op enig punt in het ongelijk gesteld is te beschouwen, zullen de proceskosten worden gecompenseerd op de hierna te vermelden wijze.
5. De beslissing
De rechtbank
in conventie
5.1. verklaart voor recht dat Nuon handelt in strijd met de redelijkheid en billijkheid door alsnog de geleverde goederen en diensten over de gehele periode volledig bij [eiseres in conventie] in rekening te brengen;
5.2. wijst het meer of anders gevorderde af;
in reconventie
5.3. veroordeelt [eiseres in conventie] om aan Nuon te betalen een bedrag van € 29.627,70 (negenentwintig duizendzeshonderdzevenentwintig euro en zeventig eurocent), vermeerderd met de wettelijke rente over het nog niet betaalde deel van het toegewezen bedrag vanaf 10 augustus 2006 tot de dag van volledige betaling;
5.4. verklaart dit vonnis in reconventie tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
5.5. wijst het meer of anders gevorderde af;
in conventie en in reconventie
5.6. compenseert de kosten van deze procedure tussen partijen, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.
Dit vonnis is gewezen door mr. G. Noordraven en in het openbaar uitgesproken op 14 november 2007.